Het orgel is gebouwd in 1857 door de firma L. van Dam & Zonen. In 1932 zijn wijzigingen aangebracht door de firma Spiering. Mense Ruiter heeft een restauratie uitgevoerd in 1958. In 1985 is een deelrestauratie uitgevoerd door Bakker & Timmenga, waarbij de mechanieken zijn vernieuwd en de klavieren, pijpen en windladen zijn hersteld. Het orgel heeft 15 stemmen, verdeeld over Hoofdwerk en Bovenwerk. Het Pedaal is aangehangen. Het staat opgesteld achter in de kerk, boven de ingang. De klaviatuur zit aan de achterzijde van het orgel.
Dispositie
- Hoofdwerk (C-g”’): Bourdon 16′, Prestant 8′, Holpijp 8′, Octaaf 4′, Roerfluit 4′, Quintfluit 3′, Super Octaaf 2′, Cornet III sterk (discant), Trompet 8′ (B/D)
- Bovenwerk (C-g”’): Fluit Dolce 8′, Viool de Gambe 8′, Salicionaal 4′, Fluit Travers 4′, Nachthoorn 2′, Flageolet 1′, Tremulant
- Pedaal (C-a°): Aangehangen
Overig
- Koppels: Manuaalkoppel
- Toonhoogte: a’ = 438 Hz
- Winddruk: 65 mm